Kasteel in zicht (Ida Schuurman & Irene Goede, Annelies Fontijne & Eva van Leeuwen)
Korte samenvatting:
In dit boek worden een aantal kastelen beschreven. Hoe zagen ze er vroeger uit? Wie woonde er in het kasteel? Wat is er in de loop der eeuwen veranderd aan het kasteel. Tussendoor zijn er steeds hoofdstukken met algemene informatie over de tijd dat er veel mensen in kastelen woonden.
Spelletjes in de klas:
Speelgoed van vroeger die kinderen op de kastelen veel gebruikten waren: hoepels, tollen, jojo’s, bikkels (soort balletjes). Zet in de klas een bak neer met daarin verschillende soorten jojo’s en tollen. Het mooist is een tol met een zweepje, maar die zie je niet zoveel meer. Laat de kinderen tollen en jojoën. Dit is goed voor de fijne motoriek. En hoe vaak wordt er nog mee gespeeld tegenwoordig?
Spelen op het plein:
Kingen. Teken een groot veld met vier hokken van ca. 2x 2m. In ieder hok komt een tekening te staan van een schild met daarin de volgende letters: Kn (Knecht), R (ridder), O (onderkoning) en K (koning). Degene die in het vak van de knecht staat heeft opslag. Deze stuit voor de opslag, de bal in het eigen veld en dan in het veld van de ander. De bal moet worden teruggespeeld met alleen een stuit in het vak van een ander. Je kiest zelf in welk vak je de bal wil slaan. Er wordt alleen aan de onderkant van de bal geslagen, zodat er geen smashballen ontstaan. Zolang de bal wordt teruggespeeld gaat het spel door. Kun je de bal niet terugspelen, laat je de bal in je eigen vak stuiten of sla je de bal buiten de lijn dan ben je af. Je moet dan uit het spel. Stel dat je in het vak van de Onderkoning staat gebeurt er het volgende: De eerste die in de wachtrij staat draait in, in het vak de van de Knecht. De Knecht wordt Ridder, de Ridder wordt Onderkoning. De koning blijft staan, want dit heeft geen effect op hem. Is de koning af? Dan draait iedereen door en wordt de Onderkoning Koning. De koning komt dan buiten het veld te staan en moet wachten tot hij aan de beurt is om in te draaien. Staan er geen wachtenden langs de zijkant, dan wordt je automatisch weer een Knecht. Het is de bedoeling om zo lang mogelijk in het vak van de Koning te blijven staan.
De knecht heeft altijd opslag en is ook nooit af. De gedachte hier achter is dat degene in het vak van de Knecht niet altijd het meest vaardige kind is. Het is niet leuk als die altijd gelijk weer uit het spel moet.
De tollen en jojo’s kunnen ook op het plein. Net als hoepels en bikkels (balletjes). Laat de kinderen zelf met de hoepels spelen. Kun je wel hoepelen? Hoe vaak? Kan de hoepel ook draaien om je arm of been? Kun je de hoepel wisselen van arm? Kun je met meerdere hoepels tegelijk hoepelen?
Je kan de hoepel laten rollen en er in springen voor hij stil ligt. Gooi een bal door een rollende hoepel heen.
Met de balletjes (tennisballen/kaatsenballen) kun je overgooien, maar ook tegen de muur aan gooien en vangen. Er zijn meerdere kaats-spelletjes van vroeger te bedenken om te doen.
Zevensprong:
Je gooit met een tennisbal tegen de muur, vangt hem, dat doe je 7x, als het niet lukt begin je opnieuw. Dan gooi je hem 6x via de muur op de grond en vangt de bal. Dan 5x via de grond op de muur. 4x onder je been door tegen de muur en vangen. 3x tegen de muur en ondertussen 1x klappen. 2x gooien en een rondje draaien en vangen. 1x gooien en achter-voor-achter klappen.
Als je dat kan, ga je op 1 been en doe je alles opnieuw. Dan alles op je andere been, je rechterhand alles opnieuw, dan met je linkerhand en zo kun je heel lang doorgaan!
Karel:
karel 1 brak zijn been; op 1 been staan terwijl je gooit
karel 2 deed niet mee; 2tellen stil staan
karel 3 kindjes op zijn knie; knie optillen en drie x gooien
karel 4 dronk veel bier; met 1 hand doen of je drinkt al je 4x gooit
karel 5 sloeg zijn wijf; met 1 hand tegen je been slaan
karel 6 knielde voor de kroonprinses; knielen met 1 knie op de grond en dan de bal vangen
karel 7 stond te beven; terwijl je gooit je lichaam heen en weer bewegen als of je rilt
karel 8 stond op wacht; terwijl je gooit kaarsrecht gaan staan en salueren
karel 9 stond te vegen; bal gooien en doen of je veegt
karel 10 kon niet zien; je ogen dicht doen terwijl je gooit
Eerst met 2 handen kaatsen ballen en later met 1 hand. Je kan ook nog wisselen van hand als je 1 hand hebt gehad.
Aanvang, een spel met het alfabet, de muur en een tennisbal
Bij dit spel zijn er 4 oefeningen en een alfabet van oefeningen. Je kunt kiezen of je per oefening het alfabet afloopt óf dat je per letter de 4 oefeningen uitvoert.
Wanneer je samen speelt krijgt de ander bij een fout de bal.
Wanneer je de bal krijgt begin je daar waar je gebleven was óf wanneer je alleen speelt begin je weer van voren af aan.
Oefeningen:
- Tegen de muur gooien en weer vangen
- Via de vloer, tegen de muur stuiten en weer vangen
- Door je benen, via de vloer, tegen de muur stuiten en weer vangen
- Met je rug naar de muur, bal door je benen, via de vloer, tegen de muur laten stuiten en weer vangen.
Alfabet:
A = aanvang (alleen de oefening doen, geen extra bewegingen)
B = boerin (handen in de zij)
C = cola (doen alsof: flesje leegdrinken)
D = dubbelspel (de oefening tweemaal uitvoeren)
E = ezel (ezelsoren maken achter je hoofd)
F = fluiten (doen alsof je fluit speelt)
G = grond aanraken
H = handjeklap (3x klappen, kan ook meer/minder)
I = idioot (voorhoofd aantikken)
J = juichen (twee handen in de lucht steken)
K = kikker (met twee handen de grond tussen de voeten aanraken)
L = liggen (liggend vangen)
M = marathon (renbeweging maken)
N = neuspeuteren
O = olifant (van je armen een slurf maken en hiermee vangen)
P = poepen
Q = quiz (doen alsof je een quiz invult)
R = rondje draaien
S = stuiten (bal 1x laten stuiten voordat je hem vangt
T = tandenpoetsen
U = ukkie (op je knieën vangen)
V = vliegen
W = wassen (onder je armen)
X = xylofoon spelen
Y = yoga (in yoga-positie de bal vangen, b.v. op 1 been)
Z = zittend vangen
Differentiatie: Je kunt zelf natuurlijk per letter andere oefeningen bedenken en het zo makkelijker/moeilijker maken. Ook het vangen met 1 hand, je goede of juist je slechte, kan het moeilijker maken.
Bewegingsonderwijs:
Kingen kan ook in de gymzaal worden gedaan. Maak dan vakken van touwen of banken.
Maak een katapult in de gymles. Je legt een trapezoïde op de zijkant en gebruikt een toversnoer waarmee je de ballen kunt schieten. In het wandrek hang je verschillende kleuren linten. Probeer in de gaten bij de linten te mikken.
Creatief:
Maak mooie kastelen van karton, wcrollen, keukenrollen, ijslolly stokjes, etc. Probeer er een aantal details in aan te brengen: ophaalbrug, donjon, valhek, kantelen, hoektoren, schietgaten, gemak, etc.
https://nl.pinterest.com/jafgiraf/boekenbingo-kasteel-in-zicht/?eq=kast&etslf=5019
Reactie plaatsen
Reacties