Naar het noorden
Koos Meinderts & Annette Fienieg
Hoogland & van Klaveren
Korte samenvatting:
Het is oorlog in Nederland en er is weinig te eten. Jaap, Nel en Kees gaan samen met een groep kinderen per schip naar het noorden van Nederland. Daar is nog wel genoeg voedsel en kunnen de kinderen aansterken. Ze worden ondergebracht in verschillende gezinnen en zijn niet meer bij elkaar. Jaap moet wennen aan het leven op het platteland in Friesland. Het is er niet altijd even leuk. Zou hij ooit zijn familie weer terugzien als er een einde aan de oorlog komt?
Spelen op het plein:
In het boek gaat het meerdere keren over het eten dat gegeten wordt in de oorlog. Er is weinig keus en als je iets niet lekker vindt, heb je pech. Er is niets anders, dus laat je het wel te mopperen. Tegenwoordig is er keus genoeg en vinden kinderen veel dingen ‘vies’ of niet lekker.
Een spel voor het plein is Viesland-Lekkerland:
Teken 2 lijnen op een redelijke afstand van elkaar, zodat je nog wel een stuk te rennen hebt. Aan de ene kant schrijf je Viesland en aan de andere kant Lekkerland. Er staat een kind in het midden, die noemt iets wat je kunt eten, bijvoorbeeld: bloemkool. Alle kinderen beginnen bij Lekkerland. Nu moeten ze nadenken of ze bloemkool lekker vinden of niet. Vinden ze het niet lekker, dan rennen ze zo snel mogelijk naar de kant waar Viesland staat. Wordt er iemand getikt, dan is die nieuwe tikker in het midden. Kinderen moeten zoveel mogelijk verschillende etenswaar noemen.
Eventueel extra toe te voegen vakken zijn: nog nooit gegeten en twijfel (niet vies en niet lekker)
Landverovertje spel 1
Teken een ruime cirkel. Verdeel die in evenveel vakken als deelnemers. Maximaal 6, dan kun je beter 2 cirkels maken.
Ieder kind kiest zijn eigen land. Die wordt in zijn vak geschreven (of afgekort).
Iedereen staat met 1 voet in zijn vak. Een speler begint en zegt: Ik verklaar de oorlog aan….. en noemt dan 1 van de landen (behalve zijn eigen land). De speler van dit land (vanaf nu verdediger genoemd) moet zo snel mogelijk STOP roepen. Dit mag hij pas doen als hij met 1 voet in zijn vak staat. De andere spelers rennen zo snel mogelijk weg van de cirkel.
Nu moeten alle spelers proberen weer terug in hun eigen land te komen. Ze mogen pas lopen als de verdediger lopen zegt. Dus: lopen, lopen, lopen, lopen,…. Op het moment dat de verdediger denkt: nu staat iemand dicht genoeg bij om aan te raken, roept hij STOP. Dus: lopen, lopen, lopen, lopen, STOP! Dan mag de verdediger gaan liggen op de grond om zich zo lang mogelijk te maken. Zo probeert hij de voeten van diegene te tikken. De verdediger mag zich zo ver mogelijk uitrekken op de grond, maar zijn tenen moeten nog net in zijn vak blijven.
Is het gelukt? Dan wordt er op die plek een eiland (rondje) getekend met de eerste letter van het land van de verdediger. Daarna gaat hij weer staan en zegt: lopen, lopen, lopen,…..
Is het niet gelukt? Dan gaat de verdediger weer staan en zegt weer lopen, lopen, lopen,….
Op deze manier probeert de verdediger zoveel mogelijk eilandjes te krijgen. Het spel stopt als alle spelers terug zijn in hun land. Ze nemen als laatste natuurlijk een enorme sprong om in het land terug te komen.
Dan gaat iedereen weer staan. De verdediger is dan aan de beurt om te zeggen: Ik verklaar de oorlog aan….
En het spel begint weer van voren af aan.
De eilandjes: degene die een eiland heeft hoeft niet naar het thuisvak in de cirkel terug, maar mag ook naar een eilandje springen. Dan is diegene ook veilig. Bovendien mag je, als je verdediger bent, ook vanuit je thuisvak naar je eilandje springen (Mis? Terug. Raak? Blijven staan in eiland) om zo bij de voeten van een ander te komen.
Op deze manier ontstaat een cirkel met daar omheen heel veel eilandjes en word je grondgebied steeds groter.
Landverovertje 2:
Teken een groot vierkant op de grond, met in het midden een cirkel. Verdeel de kinderen in 4 teams. Er kunnen meerdere kinderen meedoen met het spel, maar minimaal 4. Ieder team bedenkt een naam voor zijn land.
1 team heeft de bal en gooit deze recht omhoog. Terwijl ze dit doen, roepen ze naam van één van de andere teams. Ondertussen rent iedereen zo ver mogelijk weg (ze mogen niet achter een obstakel gaan staan). Het team dat de bal moet pakken roept STOP zodra het de bal gevangen heeft. Iedereen blijft staan en doet zijn benen wijd. Vanaf de plek waar de bal gevangen is, moet de bal door het poortje worden gerold.
Mis en niet door het poortje gerold? Terug naar de vakken. Het team dat de bal moest vangen, gooit de bal omhoog noemt de naam van een ander team.
Raak? Dan kom je terug in de vakken. 1 van het team dat raak heeft gegooid pakt een krijtje en gaat in de cirkel staan. Dan gaat diegene op z’n hurken zitten, met de voeten tegen elkaar aan en doet 1 arm op de rug. Met de hand waar het krijtje in zit, wordt een zo groot mogelijk stuk land, van het team waar de bal door is gerold afgepakt. Dit moet gebeuren door bij de rand van het vak te beginnen en het moet eindigen bij de andere rand of vast komen aan de cirkel. Maar tijdens het tekenen mogen de voeten niet van de plek komen. Ook mag de hand niet van de rug en wordt er ook niet gesteund op de grond. Gebeurt dit wel dan mag de lijn niet worden afgemaakt. Vervolgens mag het team die een stuk land is kwijtgeraakt de bal omhoog gooien.
De volgende keer dat er bij hetzelfde team een stuk land wordt afgepakt, hoef je niet meer in de cirkel te staan. Je kunt dan in het afgepakte gedeelte gaan staan (in het stuk dat met stoepkrijt is bijgetekend). Dit stuk hoor niet meer bij het team, het land waarin je kunt staan wordt steeds kleiner.
Wie als eerste zijn land kwijt is, verliest het spel.
Reactie plaatsen
Reacties